Het was de keer dat Vincent me probeerde te leren fietsen.
We hadden het tientallen keren samen gedaan. Hij op de fiets met de stang, ik
op de fiets met zijwieltjes, waar kralen in alle kleuren van de regenboog om de
spaken zaten. Hij zou niet roepen als ik moest remmen. Het eerste stuk hield
hij zijn hand nog op mijn schouder, maar zodra we dichter bij de tunnel kwamen
ging hij steeds iets verder achter me rijden. Ik had het tientallen keren
eerder gedaan, vertelde ik mezelf. Elke zondagochtend, als we om tien uur naar
het zwembad gingen. Het was de eerste zondag dat Hilde niet mee kon. Ze lag
ziek in bed, wat voor ons niet reden genoeg was om ook thuis te blijven. Onze
handdoeken zaten in de fietstas. Ik had het al tientallen keren eerder gedaan,
maar nog nooit zonder dat hij riep wanneer ik moest remmen.
Het rondtollen van de kralen weerkaatste tegen de
betonmuren. Ik reed langs het fietspaaltje, niet midden op de weg, maar ook
niet te ver naar rechts. Ik weet nog dat ik de hele tijd dacht: als ik langs de
graffititekening rijd, moet ik remmen. Daar riep hij altijd dat ik moest
remmen. Ik remde niet. Ik was opgehouden met trappen en reed zo hard de tunnel
in dat mijn voorwiel begon te zwabberen. Het was alsof ik om de witte
markeringen van de onderbroken streep probeerde te zigzaggen, maar dan
vooruitgespoeld, als in een filmpje. Ik kon niets meer doen om het te
voorkomen. ‘Remmen!’ hoorde ik achter me, ‘remmen!’, maar op het moment dat ik
remde, kon ik alleen maar denken: ik heb nog geen graffititekening gezien. En
dat was zo. Ik had de tekening niet gezien, omdat ik niet had gekeken.
De eerstvolgende dinsdag kwam iedereen op school om me heen
staan. Ze keken naar het witte verband om mijn voorhoofd terwijl ik trots
vertelde hoe ze het gehecht hadden. Eerst dachten ze dat lijmen alleen genoeg was,
maar de wond bleek dieper. Zonder hechtingen was het moeilijker te genezen.
Tijdens het kringgesprek kreeg ik alle aandacht. Ik hoefde
niet mee te doen met de oefeningen en mocht weg wanneer ik wilde. Het enige dat
ik daarvoor hoefde te doen was zeggen dat ik hoofdpijn had. Ik maakte er geen
misbruik van. De dagen na het ongeluk voelden als de leukste dagen van mijn
basisschooltijd.