Feest

Feest

donderdag 22 oktober 2015

we wonen in een huis met inbouwkasten
drie badkamers en een kookeiland waar we nooit gekookt hebben
er zijn kamers waar we soms een radio horen
we wachten op iemand die zijn oor tegen de muur drukt en de volgende ochtend
vinden we een konijn in de tuin, bevroren

we leggen het lichaam met zijn neus in het gras
ik doorzoek zijn hals, jij zijn buik en poten
net zolang tot we weten dat niet voor alles dat stopt
(of gestopt wordt) een oorzaak bestaat

we zitten voor een haardvuur van twaalf uur aan nepvlammen
het konijn ligt op mijn schoot, zijn poten in de lucht

ik zie iets op en neer bewegen dat voor altijd stil ligt
die nacht horen we geen van beiden een radio

zaterdag 17 oktober 2015

wie de moedervlek in zijn nek niet kent komt altijd bij mij uit

het is een kwestie van voelen, zeg ik
en ik zeg het nog een keer omdat ik denk dat je me niet hoort
maar je draait alleen je rug naar me toe in de hoop dat ik hem voor je zoek
je denkt dat het makkelijker is
een ander op zijn woord te geloven
in plaats van jezelf

soms vind ik de zijkanten van mensen mooier
er is een deel van ons lichaam, mijn lichaam
dat niet recht aangekeken wil worden en waar we plekken verbergen
die niemand ooit gezien heeft

laten we bang zijn om nooit gevonden te worden, zeg ik
ik kijk in de spiegel zonder te zien
wat er achter de vegen van mijn vingerafdrukken zit

we draaien drie rondjes om hetzelfde voor we op de grond gaan zitten
je wacht tot ik je gevonden heb
maar we zochten nooit echt naar iets

ik wil eigenlijk alleen maar overblijven 

vrijdag 16 oktober 2015


Er zit een jongen met een heel mager gezicht en een muts op zijn hoofd in mijn voortuin. Ik denk dat ik hem ergens van ken, maar als ik hem aankijk kijkt hij niet terug en zie ik alleen zijn zijkant. Als hij weg is denk ik de hele dag aan hem. Ik druk tien keer op het knopje van de waterkoker maar het water gaat niet sneller koken en dat maakt me zo boos dat ik de stekker uit het stopcontact trek en het apparaat door het raam gooi. Na een paar minuten staan er allemaal mensen naar te kijken. Ze wijzen naar het gat in mijn raam. Ik ga erbij staan, een beetje schuin achter de mensen om te horen wat ze zeggen over mij en mijn waterkoker. Het zijn geen woorden de moeite waard om te herhalen. Als er iets gebeurt wat niemand begrijpt stellen mensen vaak vragen waarop geen antwoord bestaat. Ze zeggen niet, wat kunnen we doen zodat er geen kou meer bij haar binnenkomt? Het duurt een nacht en tweeëntwintig minuten voor ik het antwoord weet.

dinsdag 6 oktober 2015

Het was de keer dat Vincent me probeerde te leren fietsen. We hadden het tientallen keren samen gedaan. Hij op de fiets met de stang, ik op de fiets met zijwieltjes, waar kralen in alle kleuren van de regenboog om de spaken zaten. Hij zou niet roepen als ik moest remmen. Het eerste stuk hield hij zijn hand nog op mijn schouder, maar zodra we dichter bij de tunnel kwamen ging hij steeds iets verder achter me rijden. Ik had het tientallen keren eerder gedaan, vertelde ik mezelf. Elke zondagochtend, als we om tien uur naar het zwembad gingen. Het was de eerste zondag dat Hilde niet mee kon. Ze lag ziek in bed, wat voor ons niet reden genoeg was om ook thuis te blijven. Onze handdoeken zaten in de fietstas. Ik had het al tientallen keren eerder gedaan, maar nog nooit zonder dat hij riep wanneer ik moest remmen.
Het rondtollen van de kralen weerkaatste tegen de betonmuren. Ik reed langs het fietspaaltje, niet midden op de weg, maar ook niet te ver naar rechts. Ik weet nog dat ik de hele tijd dacht: als ik langs de graffititekening rijd, moet ik remmen. Daar riep hij altijd dat ik moest remmen. Ik remde niet. Ik was opgehouden met trappen en reed zo hard de tunnel in dat mijn voorwiel begon te zwabberen. Het was alsof ik om de witte markeringen van de onderbroken streep probeerde te zigzaggen, maar dan vooruitgespoeld, als in een filmpje. Ik kon niets meer doen om het te voorkomen. ‘Remmen!’ hoorde ik achter me, ‘remmen!’, maar op het moment dat ik remde, kon ik alleen maar denken: ik heb nog geen graffititekening gezien. En dat was zo. Ik had de tekening niet gezien, omdat ik niet had gekeken.

De eerstvolgende dinsdag kwam iedereen op school om me heen staan. Ze keken naar het witte verband om mijn voorhoofd terwijl ik trots vertelde hoe ze het gehecht hadden. Eerst dachten ze dat lijmen alleen genoeg was, maar de wond bleek dieper. Zonder hechtingen was het moeilijker te genezen.
Tijdens het kringgesprek kreeg ik alle aandacht. Ik hoefde niet mee te doen met de oefeningen en mocht weg wanneer ik wilde. Het enige dat ik daarvoor hoefde te doen was zeggen dat ik hoofdpijn had. Ik maakte er geen misbruik van. De dagen na het ongeluk voelden als de leukste dagen van mijn basisschooltijd.