Feest

Feest

maandag 30 november 2015

(1)

Ze woont nu al een maand boven me en het enige dat ik van haar weet is hoe ze klinkt als ze plast. We huren allebei een verdieping bij dezelfde hospita, mevrouw Willemse van zevenenvijftig. Op de dag dat ze hier introk heb ik haar heel even horen praten, maar alleen in de telefoon en fluisterend, alsof ze wist dat ik mijn oor tegen de muur gedrukt hield. Ik heb pogingen gedaan haar tegen te komen. Ik heb op de rand van mijn bed zitten wachten tot ze thuiskwam, tot ik de voordeur hoorde, daarna het vegen van voeten, het uittrekken van regenbroeken, het neerzetten van een tas, het naar boven lopen. Maar op de een of andere manier was ik altijd te laat. Als ik de gang op keek was ze altijd al weg, of zag ik nog net het laatste stukje van haar enkel, gehuld in een paarse slofsok met gele stippen.

Vannacht, toen ik in bed lag en niet kon slapen, heb ik overwogen een briefje voor haar neer te leggen. Ik zou erop zetten dat het me spijt dat ik niet weet hoe ze heet, en nog belangrijker, zullen we een keer theedrinken? Of misschien geen thee, maar iets anders. Limonade. Cola. Koffie met sojamelk. Ik denk dat ik in gedachten wel tien verschillende briefjes heb geschreven, maar geen ervan leek nog de moeite waard bij het opstaan. Of misschien is dat altijd wel zo, dacht ik al tandenpoetsend. Misschien moet wat in het donker bedacht wordt, wel in het donker blijven.

woensdag 11 november 2015

donderdag 5 november 2015


Er is de man die me een appel toestopt. Ik moet mijn handen ophouden ‘in de vorm van een kommetje’, waar hij het stuk fruit in laat zakken en zonder iets te zeggen wegloopt. Ik blijf midden op straat staan. Wat zijn we geworden?