Je hebt een nachtlampje voor me opgehangen. Na de eerste
nacht dat ik weer thuis slaap sta je voor mijn deur en vraagt hoe het gegaan is, het
liggen met mijn ogen dicht. Ik durf niet te zeggen dat ik over weinig eerlijk
ben geweest de laatste tijd. In plaats daarvan vertel ik je dat ik droomde over
roltrappen. Over gele, groene, rode en blauwe ballonnen, en over het geluid dat
je hoort wanneer iemand zijn been breekt. Ik zeg dat ik denk dat het met de
randen te maken heeft. Tussen vier en vijf heb ik ze allemaal afgeplakt, de
rest van de nacht draaide ik me om het kwartier om.
Zonder te vragen haal je mijn bed weg. Ik zit in
kleermakerszit op de grond en kijk toe hoe ze verdwijnen. Vannacht slaap je op
gelijke hoogte met jezelf, zeg je. Met dat wat niet kan vallen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten